Echtpaar Hugenholtz-Hana

Mijn bet-bet-overgrootouders (generatie 6): JBTh Hugenholtz (1796-1871), predikant in Neuenhaus en Aleida Hana (1798-1834)

Mijn bet-betovergrootvader JBTh Hugenholtz (1796-1871)
Mijn bet-betovergrootvader JBTh Hugenholtz (1796-1871)
Tekening gemaakt door JBT Hugenholtz (1796-1871):
Tekening gemaakt door JBT Hugenholtz (1796-1871): "Roemt den grootheid van de Schepper; In 't heelal ten toon gespreid".
De kerk in Neuenhaus waar hij lang predikant was.
De kerk in Neuenhaus waar hij lang predikant was.
Preekstoel Neuenhaus anno 2017
Preekstoel Neuenhaus anno 2017
Bezoek aan Neuenhaus 2017
Bezoek aan Neuenhaus 2017
Zijn oudste zoon HSJ Hugenholtz (1820-1865)
Zijn oudste zoon HSJ Hugenholtz (1820-1865)
Zijn jongste zoon GWK Hugenholtz (1826-1893); mijn betovergrootvader
Zijn jongste zoon GWK Hugenholtz (1826-1893); mijn betovergrootvader
De pastorie in Neuenhaus werd later een kledingwinkel.
De pastorie in Neuenhaus werd later een kledingwinkel.
Hij werd geboren 1796 in Emlichheim, als zoon van Henricus Stephanus Hugenholtz (1762-1834), die daar toen predikant was en van Hendrina Keller (1758-1830) (uit Neuenhaus).

Vanaf 1813 studeerde hij theologie aan de Lingener Academie. In 1816 werd hij benoemd als adjunct predikant om de 80 jarige Pastor Staverman en zijn collega Schotsmann bij te staan. In 1819 aanvaardde hij een beroep naar Coevorden. Op 6 juni 1819 werd hij bevestigd als predikant in Coevorden door zijn vader. In hetzelfde jaar trouwde hij in Veldhausen, waar zijn vader op dat moment predikant was, met de uit Neuenhaus afkomstige Aleida Hana. Twee jaar later, in 1821, ging hij met emeritaat als gevolg van ziekte. Hij ging wonen in Veldhausen, waar zijn vier kinderen werden geboren.

Kinderen:
  1. Henricus Stephanus Johannes (1820-1865), predikant in Emmen
  2. Johanna Hendrica van Nes-Hugenholtz (1822-1857), getrouwd met Leonard van Nes (1826-1884), predikant in Uelsen.
  3. Gerhard Willem Karel (1826-1893): mijn betovergrootvader: predikant en zakenman
  4. Wilhelmina Berendina Hugenholtz (1830-1847)

Zijn vrouw overleed in de zomer van 1834.

Heden avond behaagde het den Alwijzen Beschikker onzer lotgevallen, mijne hartelijk geliefde Echtgenoot, ALEIDA HANA, in den ouderdom van ruim 36 jaren, door den dood van mijn hart te scheuren.
Eene uitterende ziekte maakte na eene allergenoeglijkste Echtverbinding van ruim 15 jaren, een einde aan haar voor mij en mijne 4 kinderen, zo dierbaar leven.
Hoe weemoedig en tot in de ziel geroerd, wij haar ook nastaren, gevoelen wij onze droefheid, door die gedachte en stellige hoop gelenigd, dat wij haar eens verheerlijkt daar zullen wedervinden waar geen scheiding noch droefheid gekend wordt.
VELDHUIZEN,
Graafschap Bentheim. J.B.T. HUGENHOLTZ, Predikant. den 4den Julij 1834.

In de herfst van dat jaar aanvaardde hij een beroep naar Emlichheim.Toen in 1835 in Neuenhaus Pastor Eberhard Sikkens stierf, werd Pastor Slingenberg eerste predikant. Er werd een lijst samengesteld van 12 mogelijk kandidaten voor de betrekking als tweede predikant. Hugenholtz stond bovenaan de lijst, omdat hij al bekend was in de gemeente. Onder de andere kandidaten waren er vijf, die afkomstig waren uit families uit Neuenhaus (Wineke, Roessingh, Hombrink, Harger en Bening).

De kerkenraad van Neuenhaus koos voor Hugenholtz, maar hij wees het aanbod aanvankelijk af. Nadat ze er met andere predikanten niet uitkwamen, kwamen ze weer terug bij Hugenholtz. Ze verhoogden zijn traktement met 800 gulden met behulp van het "kussen geld" (voor de stoelen in de kerk) en beloofden hem 200 gulden pensioen, voor het geval hij zijn werk niet zou kunnen uitoefenen. Daarnaast hoefde hij een aantal verplichte taken niet op zich te nemen. Omdat hij al hele hele periode zijn werk niet had kunnen uitoefenen, is dat wellicht doorslaggevend voor zijn beslissing geweest. Vanaf 1836 was hij predikant in Neuenhaus. Een beroep naar Veldhausen, in 1842, sloeg hij af.

Een terugkerend thema in deze periode is de bemoeienis van de regering in Hannover over het afdwingen van het gebruik van de Hoogduitse schrijftaal in plaats van Nederlands, om de nationale eenheid te bevorderen. De gemeenten bleven terughoudend en gaven aan dat de tijd hier nog niet rijp voor was, omdat vooral de oudere mensen een Duitse preek niet konden volgen. Men zag wel dat het gebruik van de Duitse taal in de toekomst zou doorzetten.

De hoofdinspecteur van de scholen Fokke richtte in 1851 een opleiding voor leraren op, om er in ieder geval voor te zorgen dat de leraren uiteindelijk in het Hoogduits les gingen geven. In 1853 werden voorgedrukt kerkboeken worden geïmporteerd, om de Duitse taal te stimuleren. Maar de notulen van de kerkenraad zijn nog steeds in het Nederlands. Het ministerie belooft predikanten en leraren, die de Duitse taal te gebruiken een extra bonus. Voorlopig wordt er echter heel zelden in het Hoogduits gepreekt. Als dit al gebeurt, dan niet in het hoofdgebouw.
Op 2 september 1862 bezocht George V, koning van Hannover, de stad Neuenhaus. Pastor Hugenholtz begroette hem met een Nederlandse toespraak, in weerwil van de instructies van de overheid, en hoewel de koning er waarschijnlijk niks van begreep.

Pastor Hugenholtz is in die periode nog steeds (of opnieuw) in een slechte gezondheid. Hij ontbreekt vaker in de kerk raadsvergaderingen. De enige keer dat hij voorzitter is van de vergadering, is als Pastor Slingenberg ziek is, of verhindert is. Alle notulen in die tijd zijn geschreven en ondertekend door Slingenberg. 1858 zijn er onderhandelingen met Pastor Hugenholtz, of hij zijn ambt zou willen neerleggen. Maar hij blijft op verzoek van de gemeenteleden aan, voor zover zijn krachten dit toelaten. De kerkeraad uiteindelijk stemt in. Sommige leden klagen echter, dat hij weinig aandacht besteed aan het onderwijs aan jongeren.

Nadat Pastor Slingenberg overleed in november 1863, werd meteen een hulppredikant voor Hugenholtz gezocht. Het blijkt echter, dat hij niet langer meer de dienst kan uitvoeren. De notulen werden in die tijd geschreven door Heinrich Grimm, de actuaris van de kerk overkerkenraad (dit keer in het Duits). Uiteindelijk gaat hij op 1 juli 1864 met emeritaat. Hij ondertekent met een heel trillerig handschrift. Hij overleed enkele jaren later, op 9 juli 1871 in Neuenhaus.