Echtpaar Hugenholtz-Lehmkuhl
Het gezin van mijn opa Gerhard WK Hugenholtz (1889-1969), predikant, en oma Rose Lehmkuhl (1905-1992)
Ik ben vernoemd naar mijn grootvader Gerhard/Gerard Hugenholtz. Hij is geboren in Zuid-Beijerland in 1889, maar groeide op in Axel (Zeeuws Vlaanderen), waar zijn vader in 1891 predikant werd. Zijn vader, JBTh Hugenholtz (1859-1922), stamde uit een oude predikantenfamilie die al honderden jaren vele tientallen predikanten had voortgebracht. Maar ook Hendrik Knypinga Cramer (1754-1815), de laatste drost van Twente: jager op groot en klein wild, geld en vrouwen, behoorde tot zijn voorouders.
De moeder van opa: Mathilde Hugenholtz-Geesink (1865-1941) groeide op in een rijk liberaal fabrikantengezin. Haar vader, Coenraad Geesink (1828-1883), was zeepzieder en drukker. Al in de jaren 1860-1870 was hij van nabij betrokken bij allerlei sociale kwesties en hielp hij bij de oprichting van de typografenbond, de eerste vakbond van Nederland. In 1867 had hij een groep arbeiders meegenomen naar de wereldtentoonstelling in Parijs, om ze te laten zien, hoe ze zich konden organiseren. Hij hield lezingen samen met mensen als Domela Nieuwenhuis en Multatuli.
De moeder van opa hield een ontwikkelings-dagboekje bij gedurende zijn eerste 10 levensjaren, dat HIER is in te zien. Na de lagere school ging opa naar het Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam en woonde hij bij zijn oom en tante Crap Hellingman-Hugenholtz. In die tijd werd gezegd dat hij voor "Galg en Rad" op zou groeien (citaat van opa). Wegens banden met de Katholieke Kerk is hij ook nog twee weken van school gestuurd. Na twee jaar hield hij het gymnasium voor gezien en besloot onderwijzer te worden. Op 6 mei 1910 haalde hij zijn onderwijzersakte in Middelburg, waarna hij onderwijzer werd in Axel. In 1914 verhuisde hij naar Utrecht, waar hij van 1914 tot 1917 onderwijzer was aan de Hervormde Frans Hals school in de Waterstraat (het gebouw bestaat nog steeds als wijkcentrum), in de toentertijd beruchte wijk C in Utrecht. In Utrecht begon hij zich actief bezig te houden met het sociale werk. Vooral aan de bestrijding van de drankellende had hij zijn handen vol. Na enkele jaren stelde hij zichzelf voor de keuze: òf school òf het staatsexamen halen, gevolgd door een studie òf verder gaan in het sociale werk. Hij koos tenslotte voor de studie, maar bleef zich daarnaast toch actief inzetten voor het sociale werk. Om zich in zijn levensbehoeften te voorzien had hij allerlei soorten baantjes; zo was hij vertegenwoordiger voor de geneesmiddelenfabrikant "Glypho". Om toegelaten te kunnen worden tot de universiteit (zodat hij theologie kon gaan studeren) bereidde hij zich voor op het Staatsexamen A, waarvoor hij op 17 augustus 1923 slaagde.
De moeder van opa: Mathilde Hugenholtz-Geesink (1865-1941) groeide op in een rijk liberaal fabrikantengezin. Haar vader, Coenraad Geesink (1828-1883), was zeepzieder en drukker. Al in de jaren 1860-1870 was hij van nabij betrokken bij allerlei sociale kwesties en hielp hij bij de oprichting van de typografenbond, de eerste vakbond van Nederland. In 1867 had hij een groep arbeiders meegenomen naar de wereldtentoonstelling in Parijs, om ze te laten zien, hoe ze zich konden organiseren. Hij hield lezingen samen met mensen als Domela Nieuwenhuis en Multatuli.
De moeder van opa hield een ontwikkelings-dagboekje bij gedurende zijn eerste 10 levensjaren, dat HIER is in te zien. Na de lagere school ging opa naar het Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam en woonde hij bij zijn oom en tante Crap Hellingman-Hugenholtz. In die tijd werd gezegd dat hij voor "Galg en Rad" op zou groeien (citaat van opa). Wegens banden met de Katholieke Kerk is hij ook nog twee weken van school gestuurd. Na twee jaar hield hij het gymnasium voor gezien en besloot onderwijzer te worden. Op 6 mei 1910 haalde hij zijn onderwijzersakte in Middelburg, waarna hij onderwijzer werd in Axel. In 1914 verhuisde hij naar Utrecht, waar hij van 1914 tot 1917 onderwijzer was aan de Hervormde Frans Hals school in de Waterstraat (het gebouw bestaat nog steeds als wijkcentrum), in de toentertijd beruchte wijk C in Utrecht. In Utrecht begon hij zich actief bezig te houden met het sociale werk. Vooral aan de bestrijding van de drankellende had hij zijn handen vol. Na enkele jaren stelde hij zichzelf voor de keuze: òf school òf het staatsexamen halen, gevolgd door een studie òf verder gaan in het sociale werk. Hij koos tenslotte voor de studie, maar bleef zich daarnaast toch actief inzetten voor het sociale werk. Om zich in zijn levensbehoeften te voorzien had hij allerlei soorten baantjes; zo was hij vertegenwoordiger voor de geneesmiddelenfabrikant "Glypho". Om toegelaten te kunnen worden tot de universiteit (zodat hij theologie kon gaan studeren) bereidde hij zich voor op het Staatsexamen A, waarvoor hij op 17 augustus 1923 slaagde.

Lagere school in Axel, ca 1900.
In de onderrand staat geschreven: Cootje=Co Hugenholtz (1893-1917); Gem=Gemma Hugenholtz (1891-1960). Op de bovenrand staat geschreven: Gerard=Gerhard Hugenholtz (1889-1969) en Han=Han Hugenholtz (1888-1973). De docent links is Francois Cornelis Zonnevijlle (1877-1956).

Kerk Axel op 7 augustus 1899: familiebezoek; vlnr Marie-Katz-Geesink (zus van mijn overgrootmoeder Hugenholtz-Geesink (1865-1942), haar moeder Mina Geesink-Reuver (1824-1917); Frida Katz; Co Hugenholtz (1893-1917), Henk Hugenholtz (1895-1956), Karel Fredrik Katz en JBT Hugenholtz (1859-1922) op preekstoel in Axel.

Achtertuin pastorie in Axel: 7 aug 1899; gezin Marie Katz-Geesink (zus van mijn overgrootmoeder Mathilde) op bezoek.
Op de balustrade:
Johan Rudolf Katz (1880-1938); Marie Katz-Geesink; Frida Katz (1885-1963); Mathilde Hugenholtz-Geesink (1865-1942); JBT Hugenholtz (1859-1922); oma Geesink-Reuver (1824-1917); Karel Fredrik Katz (1883-1942).
Op de trap: boven: Han (JBTh 1888-1973), Henk (HSJ (1895-1956); Co (CAJ 1893-1917);
Beneden: Gemma (1891-1960), Gerhard (1889-1969).

Voor de pastorie in Axel op 7 aug 1899; kleine familiereünie met gezin Marie Geesink-Katz (1857-1935). Staand vlnr. dame in Axels klederdracht (dienstbode Jans van der Welle?); Mathilde Hugenholtz-Geesink (1865-1942); oma Geesink-Reuver (1824-1917); Gemma (1891-1960); JBT Hugenholtz (1859-1922); Marie Katz-Geesink; Frida Katz (1885-1963); Karel Fredrik Katz (1883-1942); Johan Rudolf Katz (1880-1938). Zittend vlnr Han (JBTh 1888-1973), Gerhard (1889-1969); Co (CAJ 1893-1917); Henk (HSJ (1895-1956).

ca 1917, Willem Hugenholtz (1902-1969); Mathilde Hugenholtz-Geesink (1896-1942), Gemma Hugenholtz (1891-1960), Han Hugenholtz (1888-1973), mijn grootvader Gerhard Hugenholtz (1889-1969) en mijn overgrootvader JBTh Hugenholtz sr (1859-1922).
Waarschijnlijk is de foto genomen na het overlijden van Co (CAJ) Hugenholtz (1893-1917).
Na het behalen van zijn staatsexamen ging mijn grootvader theologie studeren aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Zijn proponentsexamen haalde hij op 8 november 1928. Op 19 mei 1929 werd hij als Nederlands Hervormd predikant bevestigd door prof. A.H. de Hartog (1869-1939) in de gemeenten Ransdorp en Schellingwoude. Hij was niet afkerig om ook met andere stromingen van de kerk samen te werken. Zo hield hij bijvoorbeeld met dominee S.J. (Simon) Popma (1899-1988), gereformeerd predikant in het nabij gelegen Nieuwendam, wel eens een oecumenische dienst (en bij goed weer buiten de kerk op het grasveld; het orgel werd naar buiten gedragen).
In Ransdorp heeft hij een keer de brandklok geluid, toen hij vond dat de kerk erg leeg bleef op zondag. Toen de bewoners gehaast en nieuwsgierig aan kwamen lopen vertelde hij dat zijn preek over vuur ging. Het was Pinksteren en opa wilde een preek houden over de uitstorting van de Heilig Geest en de vlammetjes op de hoofden van de mensen die bij de lezing van Jezus aanwezig waren…. Ook de politie was snel ter plaatse. Opa is er uiteindelijk met een waarschuwing vanaf gekomen als hij beloofde dit NOOIT meer te doen. Hij stond bekend als een “vrolijk orthodoxe dominee” die diep gelovig was en voor iedereen een plekje in de hemel in gedachten had.
In Ransdorp heeft hij een keer de brandklok geluid, toen hij vond dat de kerk erg leeg bleef op zondag. Toen de bewoners gehaast en nieuwsgierig aan kwamen lopen vertelde hij dat zijn preek over vuur ging. Het was Pinksteren en opa wilde een preek houden over de uitstorting van de Heilig Geest en de vlammetjes op de hoofden van de mensen die bij de lezing van Jezus aanwezig waren…. Ook de politie was snel ter plaatse. Opa is er uiteindelijk met een waarschuwing vanaf gekomen als hij beloofde dit NOOIT meer te doen. Hij stond bekend als een “vrolijk orthodoxe dominee” die diep gelovig was en voor iedereen een plekje in de hemel in gedachten had.
Dit filmpje geeft een mooie impressie van hoe Utrecht er in 1919 uitzag: de tijd dat opa Hugenholtz leraar was op een lagere school aan de Waterstraat in het centrum van Utrecht.
Mijn grootmoeder Rose Lehmkuhl is geboren in Keulen 1905 als dochter van de Evangelisch-Lutherse handelaar Carl Lehmkuhl (1874-1952) en de Joodse Gretchen Leeuwarden (1877-1952). Een jaar na haar geboorte traden haar ouders in het huwelijk. Haar moeder voedde haar op in de Joodse tradities, hoewel ook de kerkelijke feestdagen van haar vader werden gevierd. Vakanties werden vaak gevierd op het Duitse Waddeneiland Wangerooge, waar de zus en zwager van Gretchen, Röschen en Moritz Levy-Leeuwarden een hotel hadden: "Villa Rose". Na de oorlog was het moeilijk voor haar vader Carl Lehmkuhl om in Keulen werk te vinden. In Hamburg lukte dat wel; daarom woonde hij doordeweeks bij een hospita (oorlogsweduwe) in Hamburg. In de weekenden ging hij naar huis. Na een gelukkige jeugd in Keulen verhuisde het gezin rond 1920 naar Hamburg. Toen het gezin met hun spullen eindelijk aankwam in Hamburg, bleek dat de familie die in het beoogde huis woonde bij nader inzien niet van plan was om te verhuizen. Terug naar het oude huis kon ook niet meer, omdat daar inmiddels andere mensen woonden. Zelfs terug naar de stad Keulen konden ze niet meer (Keulen lag na de oorlog in de Engelse zone). Het gezin is toen tijdelijk noodgedwongen ingetrokken bij de hospita waar haar vader in de doordeweeks woonde. Al vrij snel werd duidelijk dat haar vader een verhouding met haar had. Zoals te verwachten, was deze situatie al snel onhoudbaar en Gretchen en haar twee kinderen verhuisden naar Bremen.
Oma Rose maakte haar opleiding af en werd uiteindelijk secretaresse/stenotypiste bij Überlandwerk Nord-Hannover in Bremen. Ze verhuisde met haar moeder naar de Kornstraße 74 in Bremen, waar ze tot haar huwelijk gewoond heeft.
Gretchen hield de echtscheiding tegen, hoewel het na het afkondigen van de Neurenberger rassenwetten in 1935 voor Carl ontzettend eenvoudig moet zijn geweest om van zijn Joodse vrouw af te komen. Dat heeft hij echter nooit gedaan. Pas in 1939 -vlak voor hij opnieuw ging trouwen- is hij van haar gescheiden. Hoe dan ook; de contacten met haar vader werden steeds minder. Omstreeks 1930 heeft ze het contact met haar vader helemaal verbroken. Brieven die hij stuurde werden verbrand. De enige brief die van hem bewaard is gebleven is een brief uit 1930, waarin hij oma feliciteerde met haar verloving. De brief is geschreven in het in de jaren ’20 en ’30 gebruikte “Sütterlin” (in Nederland ook wel Gotisch-Duits genoemd). Ook oma en haar broer Hans konden dit schrift moeiteloos lezen en schrijven; maar het is voor de huidige generaties volstrekt onleesbaar. Een transcriptie van de brief is
Oma Rose maakte haar opleiding af en werd uiteindelijk secretaresse/stenotypiste bij Überlandwerk Nord-Hannover in Bremen. Ze verhuisde met haar moeder naar de Kornstraße 74 in Bremen, waar ze tot haar huwelijk gewoond heeft.
Gretchen hield de echtscheiding tegen, hoewel het na het afkondigen van de Neurenberger rassenwetten in 1935 voor Carl ontzettend eenvoudig moet zijn geweest om van zijn Joodse vrouw af te komen. Dat heeft hij echter nooit gedaan. Pas in 1939 -vlak voor hij opnieuw ging trouwen- is hij van haar gescheiden. Hoe dan ook; de contacten met haar vader werden steeds minder. Omstreeks 1930 heeft ze het contact met haar vader helemaal verbroken. Brieven die hij stuurde werden verbrand. De enige brief die van hem bewaard is gebleven is een brief uit 1930, waarin hij oma feliciteerde met haar verloving. De brief is geschreven in het in de jaren ’20 en ’30 gebruikte “Sütterlin” (in Nederland ook wel Gotisch-Duits genoemd). Ook oma en haar broer Hans konden dit schrift moeiteloos lezen en schrijven; maar het is voor de huidige generaties volstrekt onleesbaar. Een transcriptie van de brief is
HIER
in te zien. 
In 1920 heeft een Engelse fotograaf deze foto van oma Rose-Hugenholtz-Lehmkuhl gemaakt, omdat hij vanuit haar ouderlijk huis foto's mocht maken van de begrafenis van de moeder van Conrad Adenauer. Ik denk dat dit de jurk is, die oma als bruidsmeisje droeg, tijdens de bruilof van haar 3 neven Levy (ingekleurde foto}

Hans Lehmkuhl, Richard Heger, Tilly Heger, Gretchen Lehmkuhl-Leeuwarden, Rose Hugenholtz-Lehmkuhl, Nathan Heger; omstreeks 1926. Bijzonder detail is dat de Henry Heger 25% Joods was en tevens oprichter van de SS en NSDAP in noordwest-Duitsland. Hij had op de foto al een SS-uniform aan. Op dit detail werd ik gewezen door zijn zoon.
Op 14 juli 1929 ontmoette mijn grootouders elkaar tijdens een vakantie. Oma maakte met een vriendin, Else Gras, een reis vanuit Bremen. Mijn grootvader was sinds 1929 predikant van Ransdorp en het nabij gelegen Schellingwoude. Opa maakte met zijn broer Wim (1902-1969) een reis vanuit Nederland. In Heidelberg ontmoetten ze elkaar. Doortastend optreden van mijn opa (hij vroeg haar de eerste dag ten huwelijk), heeft ervoor gezorgd dat ze na thuiskomst veel zijn blijven corresponderen.
Oma was een sterke, onafhankelijke vrouw die meer geld verdiende dan mijn opa als dominee. Mede daarom heeft familie van opa besloten om een detective op haar af te sturen, om te onderzoeken of ze haar geld wel op een zedelijke manier verdiende. Toen opa en oma hier achterkwamen ontstond er uiteraard een rel.
Al vrij snel is oma zich gaan verdiepen in de Nederlandse taal en in de leer van de Christelijke kerk. Mijn grootmoeder was zeker niet direct van plan om christen te worden, maar heeft dat uiteindelijk uit volle overtuiging wel gedaan. Precies een jaar na hun ontmoeting verloofden ze zich en weer een jaar later, op 14 juli 1931 trouwden ze in Bremen in de Liebfrauenkirche. De predikant die mijn grootmoeder kort daarvoor gedoopt had, Pastor Reinhard Groscurth (1866-1949) leidde de kerkelijke inzegening. Na hun trouwen gingen mijn grootouders wonen in het huis van opa: de pastorie van Ransdorp.
Oma was een sterke, onafhankelijke vrouw die meer geld verdiende dan mijn opa als dominee. Mede daarom heeft familie van opa besloten om een detective op haar af te sturen, om te onderzoeken of ze haar geld wel op een zedelijke manier verdiende. Toen opa en oma hier achterkwamen ontstond er uiteraard een rel.
Al vrij snel is oma zich gaan verdiepen in de Nederlandse taal en in de leer van de Christelijke kerk. Mijn grootmoeder was zeker niet direct van plan om christen te worden, maar heeft dat uiteindelijk uit volle overtuiging wel gedaan. Precies een jaar na hun ontmoeting verloofden ze zich en weer een jaar later, op 14 juli 1931 trouwden ze in Bremen in de Liebfrauenkirche. De predikant die mijn grootmoeder kort daarvoor gedoopt had, Pastor Reinhard Groscurth (1866-1949) leidde de kerkelijke inzegening. Na hun trouwen gingen mijn grootouders wonen in het huis van opa: de pastorie van Ransdorp.
Dit filmpje geeft een mooie impressie van hoe het stadsbeeld er in 1930 uit zag, toen opa en oma Hugenholtz daar rondliepen. Prominent aanwezig in de film is de Liebfrauenkirche, waar ze in 1931 getrouwd zijn, maar ook het oude stadhuis, de bloemenmarkt bij de kerk, de trams en het Rolandstandbeeld uit 1404. Deze objecten zijn nog heel herkenbaar in het huidige Bremen.
In 1932 werd mijn grootvader predikant in de gemeente Klaaswaal, een dorpje onder de rook van Rotterdam. Door enkele illegale acties en opstandig gedrag in het volle zicht van de Duitse bezetter, is het eigenlijk een wonder dat hij de oorlog overleefd heeft. Vanaf 1946 was hij predikant in Woubrugge en vanaf 1949 in Nijkerkerveen.
Bij het honderd¡jarig bestaan van de hervormde gemeente van Nijkerkerveen rond 2000 werd in een gedenkboek wel geboekstaafd dat hij een keer door de kerkenraad op het matje werd geroepen, omdat hij in Amersfoort naar de film was geweest. Hugenholtz zag er geen kwaad in: de film had "een zeer opvoedkundige kracht" en was in christelijke bladen "zeer gunstig beoordeeld." Maar hij beloofde het nooit meer te zullen doen.
Op 1 mei 1955 ging hij met emeritaat en enkele maanden later verhuisden opa en oma naar de Sanatoriumlaan 77 in Zeist. Ook daar bleef hij actief; zo was hij vanaf 1955 hulppredikant in Zeist, vanaf 1957 in Driebergen en in Utrecht van 1960 tot 1966.
Kinderen:
Opa kreeg in de jaren '60 een herseninfarct, maar kwam er toch weer bovenop. Hoewel hij de ambitie had om 100 jaar oud te worden, overleed hij in 1969 op 79 jarige leeftijd in Zeist. Mijn oma overleed in 1992 in verzorgingscentrum "Amandelhof" in Zeist.
Haar hele leven heeft oma te maken gehad met externe omstandigheden. Bij geboorte was ze Duitse; in de jaren ’20 en ’30 Jodin; na haar huwelijk in 1931 was ze de Nederlandse domineesvrouw (van Duitse afkomst) maar na het bombardement op 14 mei 1940 “moffin”…. Door de Duitse bezetter werd ze in 1942 aangemerkt als “Mischling” (“halfbloed”) vanwege haar Joodse moeder. Later was ze vooral onze Duitse oma die vrijwel accentloos Nederlands sprak. Over de oorlog, haar Joodse achtergrond en de vermoorde familieleden sprak ze vrijwel nooit.
Opa en oma zijn begraven op de Algemene Begraafplaats in Zeist.
Mijn nicht Rosita Steenbeek, die genoemd is naar onze oma heeft een historische roman getiteld “Rose” over onze grootmoeder geschreven. Haar zeer lezenswaardige boek, dat een breed publiek aanspreekt, is verkrijgbaar in de boekwinkel.
Bij het honderd¡jarig bestaan van de hervormde gemeente van Nijkerkerveen rond 2000 werd in een gedenkboek wel geboekstaafd dat hij een keer door de kerkenraad op het matje werd geroepen, omdat hij in Amersfoort naar de film was geweest. Hugenholtz zag er geen kwaad in: de film had "een zeer opvoedkundige kracht" en was in christelijke bladen "zeer gunstig beoordeeld." Maar hij beloofde het nooit meer te zullen doen.
Op 1 mei 1955 ging hij met emeritaat en enkele maanden later verhuisden opa en oma naar de Sanatoriumlaan 77 in Zeist. Ook daar bleef hij actief; zo was hij vanaf 1955 hulppredikant in Zeist, vanaf 1957 in Driebergen en in Utrecht van 1960 tot 1966.
Kinderen:
- Johannes Bernardus Theodorus (Hans) Hugenholtz (1932-2018), huisarts in Bunschoten (mijn vader)
- Margreth Steenbeek-Hugenholtz (1934-2022), lerares beeldende vorming
- Coenraad Albertus Jacobus (Albert) Hugenholtz, geb. 1937, kernfysicus bij de FOM (gepensioneerd)
Opa kreeg in de jaren '60 een herseninfarct, maar kwam er toch weer bovenop. Hoewel hij de ambitie had om 100 jaar oud te worden, overleed hij in 1969 op 79 jarige leeftijd in Zeist. Mijn oma overleed in 1992 in verzorgingscentrum "Amandelhof" in Zeist.
Haar hele leven heeft oma te maken gehad met externe omstandigheden. Bij geboorte was ze Duitse; in de jaren ’20 en ’30 Jodin; na haar huwelijk in 1931 was ze de Nederlandse domineesvrouw (van Duitse afkomst) maar na het bombardement op 14 mei 1940 “moffin”…. Door de Duitse bezetter werd ze in 1942 aangemerkt als “Mischling” (“halfbloed”) vanwege haar Joodse moeder. Later was ze vooral onze Duitse oma die vrijwel accentloos Nederlands sprak. Over de oorlog, haar Joodse achtergrond en de vermoorde familieleden sprak ze vrijwel nooit.
Opa en oma zijn begraven op de Algemene Begraafplaats in Zeist.
Mijn nicht Rosita Steenbeek, die genoemd is naar onze oma heeft een historische roman getiteld “Rose” over onze grootmoeder geschreven. Haar zeer lezenswaardige boek, dat een breed publiek aanspreekt, is verkrijgbaar in de boekwinkel.

Bremen, 1933 achterste rij links: Lenie Vollers, vriendin van oma; rechts opa Hugenholtz
voorste rij: waarschijnlijk dochter van Frau Kanziora; nr 2: Frau Kanziora met waarschijnlijk haar kleinkind, nr3: overgrootmoeder Gretchen Lehmkuhl-Leeuwarden met mijn vader Hans Hugenholtz (1932-2018) op schoot, nr4: oma Rose Hugenholtz-Lehmkuhl.

Omstreeks 1940: Verjaardag dochter Margreth Hugenholtz-Steenbeek (1934-2022) bij de pastorie; Wil Vos Voor: Albert Hugenholtz (1937), Hans Hugenholtz (1932-2018), Margreth Steenbeek-Hugenholtz (1934), Marie van Steensel en Truida Vos.
In de kinderwagen op deze foto heeft mijn tante Margreth in de oorlog illegale kranten (Trouw) weggebracht.

1947: kleine familiereunie bij oom Wim; Rapenburg, Leiden. vlnr: oma Rose Hugenholtz-Lehmkuhl (1905-1992); opa Gerhard Hugenholtz (1889-1969), Netty, de vriendin van oom Henk, Henk Hugenholtz (1895-1956), Wim Hugenholtz (1902-1969), Gemma Hugenholtz (1891-1960); Ester Hugenholtz-Pouwelsen (1887-1970), Han Hugenholtz (1888-1973).

Heidelberg, mei 1964. Mijn ouders Hans en Geertje Hugenholtz-Kuyper zijn in mei 1964 met opa en oma op vakantie geweest in Duitsland en hebben daar ook Heidelberg bezocht, waar alles ooit begonnen is. Hoewel ik nog niet geboren was (dat gebeurde in oktober 1964) was ik wel rudimentair aanwezig bij het maken van de foto :-)

kleindochter Rosita Steenbeek heeft een roman over onze oma geschreven. Het boek is verkrijgbaar in de boekwinkels. Zeer lezenswaardige historische roman, waarbij oma en de tijd waarin zij leefde prachtig in beeld wordt gebracht.
Zie mijn speciale pagina: “Rose figuranten”. Hierin zijn de hyperlinks verzameld van de personen die in het boek voorkomen en waarvan ik een webpagina heb gemaakt.